IMG_3786 (1).jpeg header.jpg IMG_3861.jpeg

FAQ - Veelgestelde vragen

Klik voor meer informatie over de betreffende categorie
 Afgelastingen  Aantal vragen: 2
 Afkortingen op Sneek  Aantal vragen: 5
 ALV  Aantal vragen: 1
 Bankrekening  Aantal vragen: 1
 Clubhistorie  Aantal vragen: 1
 Communicatie  Aantal vragen: 3
 Contributie  Aantal vragen: 3
 Gevonden Voorwerpen  Aantal vragen: 1
 Huisregels   Aantal vragen: 1
 Kleding  Aantal vragen: 1
 Lid worden/Opzeggen  Aantal vragen: 3
 Lisa Helpdesk  Aantal vragen: 7
 Sponsoring  Aantal vragen: 3
 Training  Aantal vragen: 2
 Verzekeringen  Aantal vragen: 1
 Wachtwoord  Aantal vragen: 1

Mist u informatie hier? Mail ons op [email protected]

Clubhistorie
Clubhistorie 
 
Het begon allemaal in de Sneeker sociëteit Amicitia, waar de Sneeker notabelen na gedane arbeid verpoosden voor zij naar moeder de vrouw gingen. De notabelen tennisten in de zomer en wilden gedurende de winter ook iets om handen hebben. Dat werd dus hockey.

Op een mooie zondag begin november 1926 werd er een demonstratiewedstrijd gespeeld tussen de teams van Leeuwarden en Heerenveen op het terrein aan de Lemmerweg, om aan de Sneeker bevolking te tonen wat hockey nu eigenlijk is. "Begunstigd door het mooie weer, kregen we een vlot gespeelde en zeer sportieve wedstrijd te zien.”

De Nieuwe Sneeker Courant deed verslag.

Bij de oprichting telde de club een dertigtal leden. Toen het destijds zittende bestuur, bestaande uit J.H.Halbertsma, W.Lankhorst en J.J.E.Hondius, besloot ook leden beneden de twintig toe te laten, steeg het ledental met flinke sprongen.

In 1933 werd de SMHC lid van de Nederlandse Hockey en Bandybond. Secretaris H.S.Bleeker uitte in een brief van 29 september zijn warme dank tegenover de bond voor het aannemen van de SMHC als candidaatlid. In die jaren werd er gepeeld aan de Almastraat op het veld van de R.H.B.S. en nieuwe leden konden slechts lid worden na ballotage.

SMHC in de 2e wereldoorlog

Tijdens het begin van de tweede wereldoorlog maakte Sneek een bloeiende periode door, omdat veel studenten noodgedwongen thuis woonden. Dat die onstuimige groei ook problemen kon opleveren bleek uit een brief van de club, gericht aan de hockeybond, van 3 november 1942.

"In de loop van de maand October hadden zich een aantal nieuwe leden aangemeld, waarover volgens het huishoudelijk reglement geballoteerd diende te worden.

Dit is geschied, met als gevolg dat een dezer candidaatleden, een meisje van 13 jaar, niet kon worden toegelaten, omdat zij meer dan ene derde van de stemmen tegen zich kreeg. De Vader vroeg ons daarop per aangeteekende brief de motieven van die weigering te willen opgeven, aan welk verzoek wij niet konden voldoen, omdat onze stemming schriftelijk en geheim is. Deze meededeeling werd Zaterdag 23 October verzonden en reeds de Zondagavond daarop werd op last van den burgemeester van Sneek, de heer Schut, door twee politie-agenten het notulenboek, het kasboek en de ledenlijst in beslaggenomen. Bij protest werd ons meegedeeld dat wij kans liepen ingerekend te worden, indien wij deze boeken niet goedschiks afgaven.

Verder werd de presidente, Mejuffrouw G. Kaan verzocht de volgende morgen op het politie-bureau te verschijnen, waar haar een verhoor werd afgenomen door genoemden burgemeester, die van meening was, dat de weigering van dit lid te beschouwen was als een beleediging van een Rijks-Duitsche, aangezien de Moeder een Duitsche was. Hij nam nl aan, dat dit het motief voor de weigering zou zijn.

Vorige week, 30 October, kregen wij bevel, dat de presidente en mijn persoon moesten verschijnen voor de S.S. te Leeuwarden. Wij beiden zijn daar elk aan een verhoor van ongeveer 3 kwartier onderworpen, waarbij wij de stellige indruk kregen, dat men achter de weigering van het lid politieke redenen zocht. Onze vermoedens dat dit was geschied om een vrouwelijk overwicht te voorkomen (waaraan onze club nogal lijdt) verklaarde men niet te gelooven.

Zo ver is thans de zaak gevorderd. Wij weten niet wat de volgende stap zal zijn, noch wat de club te wachten staat.”

De secretaresse mevrouw J.H. de Bock schreef op 8 januari 1943 dat het bestuur na het verhoor door de S.S. niets meer van deze instantie had vernomen. Wel kregen ze een schrijven van de Commissaris van niet commerciële verenigingen en stichtingen waarin geadviseerd werd het meisje alsnog als lid uit te nodigen. Het bestuur besloot aan dit verzoek te voldoen omdat men graag van de zaak af wilde.

Na de oorlog vond er een ware uittocht van leden plaats en de club maakte van 1947 tot 1952 een hockeyloos tijdperk door. Het bestuur bleef wel aan, maar kwam niet in actie, doodsimpel omdat er te weinig leden waren. Tenslotte besloot men in 1954 toch weer de stick ter hand te nemen en de club nieuw leven in te blazen.

De opzet slaagde en de SMHC groeide weer vooral doordat de minimum leeftijd steeds meer werd verlaagd. Een stimulans voor velen vormde de ingebruikname van de kantine en kleedruimtes in 1976 op het sportpark aan de Leeuwarderweg.

In 1982 verhuisde de club naar sportpark Tinga. Het lag in de bedoeling drie velden aan te leggen: een oefenveld en twee wedstrijdvelden.. Het sportpark moest gedeeld worden met atletiekvereniging Horror en de tennisclub De Vliegende Bal. Het clubhuis en kleedruimtes werden dan ook met zijn drieën gedeeld.

In de jaren tachtig werden er steeds meer kunstgrasvelden aangelegd en beschikten veel hockeyclubs over één of meer kunstgrasvelden. Met financiële hulp van de gemeente en door allerlei acties zoals een sponsorloop, die het respectabele bedrag van f 27.000,= opbracht, kon in 1987 een kunstgrasveld worden aangelegd. Het beheer werd gegeven in handen van de Stichting Kunstgras, zodat men de btw- verplichtingen kon omzeilen.

Midden jaren negentig ontstond er een nieuwe loot, het trimhockey. Ouders van spelende kinderen en oud veteranen spelers gingen op de woensdagavond trainen en spelen en vormen als veteranen C een groeiende, actieve groep leden. Op dit moment telt de SMHC zo’n 250 leden.

Wie terug kijkt naar de geschiedenis van de SMHC, ziet dat de club nu met dezelfde problemen worstelt als in de zeventiger en tachtiger jaren. Moeilijke start en einde van het seizoen omdat veel hockeyers ook zeilen. Keurde men in de tachtiger jaren in augustus en september het veld af, nu wordt getracht de wedstrijden te verplaatsen.

Merkte voorzitter Wiebe Pot in het jubileumsticky van 1986 op dat de uitstroom van jeugdleden, die na het eindexamen uit Sneek vertrekken, groot is en de club daardoor verhoudingsgewijs te weinig jonge seniorenleden kent, ook in 2001 heeft de club met hetzelfde probleem te maken. Ook dit jaar kon helaas geen Dames 1 team ingeschreven worden voor de competitie en te weinig jonge senioren leden zijn actief betrokken bij het reilen en zeilen van de club.

Interview met twee Ereleden van de SMHC

Jaap en Fenna Verwer.

Beiden dragen zij de titel "Erelid”, en niet voor niets: Jaap was 30 jaar penningmeester, Fenna 25 jaar lid van de kantinecommissie van de SMHC.

Jaap: "Na de oorlogsjaren is de club in 1951 heropgericht door Jorrit van de Veen, die aanvankelijk manus van alles was. Hij was voorzitter, penningmeester en secretaris. Al snel ben ik zelf penningmeester geworden”.

Fenna: "Wij zijn in 1956 getrouwd. Toen de kinderen wat groter werden, ben ik ook lid geworden. Er waren in de beginperiode zo’n 40 leden. Wij gingen samen bij alle leden langs om de contributie te innen. Dat kostte ons wel een paar avonden”. Jaap: "Bij de contributie moest nog één gulden extra worden betaald voor de verzekering”

Fenna: "Het ging er in die eerste jaren allemaal zeer gemoedelijk aan toe: scheidsrechterexamens werden afgenomen in de wachtkamer van Jorrit van der Veen (hij was tandarts), door van der Meer uit Leeuwarden. Het was een mondeling examen, met open vragen. Kantinedienst had je niet een paar uurtjes, nee, je stond er de hele dag, vaak samen met Thea ter Horst.

Vergaderen deden we jarenlang bij bestuursleden thuis, vaak tot diep in de nacht.

Ouders waren in de beginperiode minder betrokken bij de club. Je zag ze zelden langs de lijn staan als hun kinderen moesten spelen. Dat werd pas anders toen we een clubhuis kregen. Eerst op het LSC-veld (waar Tom Groenendijk heel wat in getimmerd heeft), later toen we naar Tinga verhuisden en het huidige clubhuis werd gebouwd.

We hebben in de loop der jaren op verschillende locaties gespeeld. Eerst op het veld van Black Boys ( bij de C-Kan hal), later op het LSC-veld, op velden bij de HBS in de Almastraat en bij Het Bogerman.

Was de sfeer in de beginjaren elitair?

Fenna: "Nee, er was ook geen ballotagecommissie zoals wel in andere clubs uit die tijd.” Jaap: ”Toch bestond wel dat vooroordeel. In ’83 heeft de toenmalige voorzitter Theo Jansen er nog wat over in het Sticky geschreven”.

Hoe zag de kleding er in de beginjaren uit?

Fenna : ” Onze rokken waren wel wat langer dan nu. Jarenlang hadden de shirts een witte kraag en witte manchetten.” Jaap: "In het seizoen ‘83-’84 werden de badges verplicht, à f 6.50 te verkrijgen bij de diverse bestuursleden en in het clubhuis”.

Jaap: "De toestand van het veld (gras) was bij slecht weer soms een groot probleem. We moesten wel eens uitwijken naar Leeuwarden, waar men al een kunstgrasveld had. Daar had je weer speciale schoenen voor nodig met liefst 13 noppen, die niet afschroefbaar mochten zijn, i.v.m. blessuregevaar.

Op 14-10-’88 werd de Stichting Kunstgras opgericht en, met subsidie van de Gemeente, werd een eigen kunstgrasveld gerealiseerd. Zelf heb ik in de Commissie Stichting Kunstgras gezeten, die zich daar mee bezig hield”.

Jaap herinnert zich een mooie anekdote: "Prins Constantijn was bevriend met Erik Hanenburg en kwam voor de gezelligheid eens mee naar een feest in het clubhuis. Hij heeft het geweten, iedereen sjouwde achter hem aan.”

Als Ereleden hoeven Fenna en Jaap geen contributie meer te betalen. Zij zijn nu donateurs. Dat betekent dat zij elk jaar een vrijwillige bijdrage storten. Toch werd daar kennelijk op gerekend. Er is wel eens een penningmeester geweest die hen belde met de vraag of zij vergeten hadden de donatie te storten.

Kortom, Fenna en Jaap Verwer, terecht Erelid na vele jaren trouwe dienst aan de SMHC.

Om nog maar niet eens te spreken van de hockey-liefde, die zij hebben doorgegeven aan hun kinderen en kleinkinderen .

Het clubhuis aan de Leeuwarderweg

Na lange tijd kreeg de club in de nazomer van 1973 de beschikking over een eigen onderkomen op het sportpark aan de Leeuwarderweg.

Tot dan toe had men met andere sportclubs de bestaande accommodatie moeten delen. Dat leverde steeds meer problemen op. Dames I moesten na een wedstrijd wachten met verkleden totdat de heren van voetbalclub L.S.C. klaar waren.Een eigen kantine ontbrak.

Jaap Sonnenberg vertelt: ”Wilden we op zondagmiddag na de wedstrijd van Heren 1 iets drinken dan kon dat niet. Soms gingen we na afloop met een aantal mensen waaronder Henk van Bottenberg naar de Sneeker Pan aan het begin van de Leeuwarderweg. Douches hadden we niet. Op het veld was een betonnen bak met daarboven troggen met een paar kranen. Meestal bleef het wassen erbij en spoelden we alleen onder de kraan modder en gras van onze schoenen af. Zo togen we naar de kroeg”

De bouw van het clubhuis werd bekostigd uit subsidies, maar de gemeente verlangde ook een eigen bijdrage van f 2500,- (nu: f 5000,-) van de club.

Daarnaast begrootte de club voor een "doelmatige en eenvoudige inventaris”nog eens f 3500,- (nu: f 7000,-) nodig te hebben.

Om aan het benodigde bedrag te komen werden bedrijven in Sneek aangeschreven en een loterij gerealiseerd. Een van de aangeschreven bedrijven liet weten: "onzerzijds hebben wij steeds de gewoonte gehad om die clubs in Sneek te steunen, waar onze medewerkers actief bij betrokken zijn. Dit is helaas niet het geval bij de Sneeker Mixed Hockey Club, reden waarom wij menen afwijzend te mogen beschikken op Uw verzoek om een financiële bijdrage.”

De verloting

Voor de verloting liet de club 10.000 loten van f 1,- drukken. De hoofdprijs was een draagbare televisie, de 2e prijs een vouwfiets en de overige prijzen waren platenbonnen van f 10,-.

De loten moesten natuurlijk aan de man worden gebracht. Daarvoor werden de leden ingeschakeld. Een moeder schreef aan organisator Wouter Zandstra:

"Trouwens daar zij ( haar zoons) beiden buitenlid zijn, zien ze ook geen kans om loten aan de man te brengen! Ze hebben weinig relaties in Sneek en die ze hebben zijn lid van de hockeyclub en hier in Offingawier hoeven ze er niet mee aan te komen bij de dorpsbewoners”

Voor degenen die de meeste loten verkochten, waren prijzen uitgeloofd.

" Zowel Rene Baljet als Jaap de Jong hebben evenveel loten verkocht. 425 stuks per persoon. Er is besloten hun een stick van hoogwaardige kwaliteit te geven.

Het comité heeft verder besloten: Albert Jan Vis (285) Frederik Willem Baerveldt (263) en Joop Witteveen (188) een hockeybal te geven”

De actie voor een nieuw onderkomen leverde f 6460,- op en in oktober 1973 werd het in gebruik genomen.

De hut van oom Tom

Al snel bleek het nieuwe gebouw te krap. Door Tom Groenendijk werd met behulp van Ruurd Ale van der Sluis en Obbe Verwer een oude bouwkeet van de firma Friso tegen de zijkant van het clubgebouw geplaatst, zodat er een grotere kantine ontstond. Tot aan het meubilair werd alles zelf gemaakt en dat het om degelijke meubilair gaat blijkt wel uit het feit dat het nog in de huidige kantine in gebruik is.

In het verbouwde clubhuis werden regelmatig feestjes georganiseerd. Achter de bar in de kantine, in de voorraadkast, plaatste Obbe Verwer zijn stereo-installatie en draaide daar muziek zoals Ma Baker van Boney M.

De uitbouw werd de hut van oom Tom gedoopt en door de bouwer eigenhandig gesloopt bij het vertrek van de club van het sportpark aan de Leeuwarderweg.